Een nicht van de familie van Mario’s broer zou gaan trouwen en ik mocht mee.
Omdat ik het misschien nóg leuker zou vinden als mijn ex-schoonzuster Els Stam mee zou gaan, moest ik haar beslist vragen.
Ik dacht niet dat ik dat wilde.
Ik word opgehaald en noem zonder nadenken haar adres, als me dat wordt gevraagd.
Els stapt in. Zij vindt het enig; zo spontaan.
Ze wilde net boodschappen gaan doen.
We rijden naar het Brabantse Land, met de zon in de rug.
Als we aan de Glorieuxlaan in de schaduw van het koetshuis staan te kijken hoe de gasten op de foto gaan, verschijnt het bruidspaar in de verte.
De bruid is gehuld in zonlicht en neemt het mee, het donkere bospad op.
Dan staan ze voor ons: de bruid met haar bruidegom, de bruidegom met zijn bruid.
We hebben ze één keer ontmoet tijdens een etentje van de familie van Mario’s broer.
Dat weten ze het nog goed, zeggen ze. ,,Jullie waren in het hoorspel twee van de tantes en konden het niet bijbenen.’’
,,En nu gaan we feesten,’’ zegt de bruid.
En dat doen ze: ze dansen hun huwelijksdans en laten zich – onder gejuich – verheffen tot bijna in de kroonluchters, ze praten en lachen, zijn elkaar kwijt, vinden elkaar en dansen.
Dan is het tijd.
In het gebroken maanlicht branden de gasten sterretjes die bijna gedoofd zijn als zij naar buiten komen.
De bruid is nog steeds gehuld in zonlicht, maar dempt het op het bospad.
Ze verdwijnen in de nacht.
Plaats een reactie