,,Als het aan haar had gelegen, was ze de 150 gepasseerd, met haar kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen, achterachterkleinkinderen en achterachterachterkleinkinderen.”
De tante van mijn buurvrouw was een aardig eind op weg geweest; ze had iets meer dan de helft van die minimumleeftijd bereikt.
In de kerk werd haar kist door heel haar oneindig nageslacht naar het altaar gereden.
Het bleef er staan – de mannen, de vrouwen, de meisjes, de jongens – toen de kaarsen werden aangestoken.
Ze werd gevierd, omringd door licht.
Ze was de derde in een paar maanden die de mensheid was ontvallen. ,,Dat vind ik echt,” zei mijn buurvrouw, toen mijn ex-schoonzuster Els Stam haar wenkbrauw blijkbaar weer eens had opgetrokken.
,,Stuk voor stuk mensen van wie je blij mag zijn dat je ze in meer of mindere mate gekend hebt.”
,,Wat heeft het eigenlijk voor zin om mensen op de wereld te zetten?’’ vroeg mijn buurjongen van negen, terwijl hij zijn kans schoon zag en nog een koekje pakte.
,,Waar zou het anders moeten?’’ zei Els.