Ik zou het niet bedacht hebben, maar mijn ex-schoonzus Els Stam stond er op.
Lekker bijkletsen in een tent.
,,We hebben nog steeds jaren in te halen.’’
Ik had het niet kunnen verzinnen.
Els wist een tent die we zo konden betrekken, nog dezelfde dag.
Vrienden hadden haar gebeld dat ze die voor haar zouden laten staan.
De volgende morgen gingen we naar het Hoge Noorden.
,,Niet te veel meenemen,’’ had Els gezegd.
Ze zag er naar uit.
,,Heerlijk, zoals je bijna zelf natuur wordt. Je gaat het meemaken.’’
We zaten uren in de trein, moesten een uur wachten op de bus en daarna nog drie kwartier lopen.
,,Kijk er nou gewoon eens naar,’’ zei Els toen we op het strandje stonden.
Ik deed mijn best, maar wilde alleen maar een stoel.
,,Heerlijk toch?’’
De tent was groot, we hadden elk onze eigen slaapkamer.
Daar zat ik bij die natuurlijke zandafgraving.
Net als al die andere witte stadsneuzen, die hun huizen ook vergrendelen met driedubbele sloten.
Daar zaten we tussen het katoen, achter de rits, heerlijk vrij te zijn.
Ik had me voorgenomen het niet te doen, maar stond mezelf toe al op de eerste avond met aftellen te beginnen.